onKernelRequest
onKernelResponse
  naar nieuws

Hoeveel kost een goed en sociaal klimaatbeleid en waar halen we het geld? 18 jaar na het klimaatakkoord van Kyoto weten onze beleidsmakers het nog steeds niet. Daarom sloegen FairFin en Arbeid en Milieu de handen in elkaar om te zoeken naar antwoorden. Hoe zorgen we dat het geld op de juiste plaats terecht komt? En hoe garanderen we dat dit op een sociaal rechtvaardige manier gebeurt? Hier lees je de belangrijkste conclusies van ons onderzoek.

Download het dossier  

De klimaattransitie raakt in ons land maar niet van de grond. De vraag “hoeveel kost dat, en wie zal dat betalen?” is cruciaal om de transitie op de rails te krijgen. Net daar is momenteel een schrijnend gebrek aan eenheid over. Er is in België geen systematisch en volledig onderzoek over de investeringen die we nodig hebben om de CO²-uitstoot van de economie terug te dringen. Over het geld dat weg moet uit vervuilende economische activiteiten of de investeringen die nodig zijn om de gevolgen van klimaatopwarming aan te pakken, zijn er zelfs helemaal geen gegevens. Daarom gingen we graven in de cijfers waarover we wel beschikken, en trokken we enkele conclusies.

Een aandachtspunt in ons onderzoek is het vraagstuk van de sociale rechtvaardigheid van de klimaattransitie. Om een ecologische transitie sociaal rechtvaardig te laten verlopen is de manier waarop we haar financieren van cruciaal belang. Het middenveld is volgens ons cruciaal om de sociale impact van beleid op de agenda te zetten. We willen met deze studie het middenveld aanmoedigen om zich te mengen in de debatten over de financiering.  

Wat kost het? 

Als we de cijfers van de bestaande nationale onderzoeken naast elkaar leggen, komen we uit bij een jaarlijkse nood van 13 miljard euro of 2,5% van het BBP tot 2050. Dat is een groot bedrag, maar het is niet ongezien. In de jaren ‘80 lag het niveau van investeringen in ons land even hoog. 
De kosten die ongecontroleerde klimaatopwarming met zich mee zullen brengen zijn dan weer zo hoog dat investeren in een ambitieuze transitie verreweg de meest logische keuze is. Niks doen kost meer.

Wat levert het op?

Bovendien zijn er heel wat positieve effecten als we nu volop inzetten op de transitie: mits minder investering in fossiele energie, is er

  • een positief effect op het BBP van 2%
  • netto 80.000 jobs meer tegen 2030
  • minder luchtvervuiling en dus minder kosten voor de gezondheidszorg
  • minder verkeersongevallen en files

Onderzoeken in onze buurlanden komen tot een gelijkaardig resultaat. Als we alle economische en maatschappelijk kosten en baten naast elkaar leggen, dan zou investeren in een ambitieuze transitie zelfs positieve gevolgen hebben als er geen klimaatprobleem zou zijn. Om het geld op de juiste plaats krijgen, moeten we wel alle registers opentrekken. De overheid kan lang niet alles vanuit haar eigen budget financieren. 

Welke rol kan de privé-sector spelen?

Er is geld in overvloed in de financiële markten en bij private banken. Maar investeringen vanuit de financiële sector in groene oplossingen in energie, transport, gebouwen, industrie en landbouw lopen helemaal niet volgens het tempo waar we nood aan hebben. Ondertussen investeren de grootste banken in ons land, ING en BNP Paribas, vier keer meer in fossiele brandstoffen dan in hernieuwbare energie. Hiermee schieten ze nochtans ook in eigen voet. Een netwerk van een dertigtal centrale banken kwam eerder dit jaar tot de conclusie dat het klimaat voor meer financiële instabiliteit dan de crisis van 2008 kan zorgen. Fysieke schade door overstromingen en droogtes raakt verzekeraars midscheeps. Ook de transitie zelf kan ervoor zorgen dat investeringen in vervuilende economische activiteiten een groot deel van hun waarde verliezen. Als we morgen massaal uit fossiele brandstoffen stappen, dreigen heel wat investeerders mee de dieperik in te duiken. Volgens de nationale bank is een derde van de bedrijfsleningen van banken en een kwart van de portfolio van verzekeraars in België blootgesteld aan vervuilende sectoren.

Waarom lukt het de privé niet?

De transitie levert over heel de economie en samenleving verspreidde positieve effecten op op lange termijn. Een centraal probleem is dat investeerders op microniveau zoeken naar winst op korte termijn. Zo moeten alle woningen gerenoveerd worden om de klimaatdoelstellingen  te halen, maar er is geen verdienmodel om dit te financieren voor armere huishoudens.
Daarnaast is het vaak niet duidelijk welke investeringen daadwerkelijk groen zijn. De laatste jaren wordt aan Europese regelgeving gewerkt om dit probleem aan te pakken. Heel wat elementen ontbreken hier nog, zoals duidelijkheid over wat vervuilende investeringen zijn en wat de sociale impact is van investeringen. Maar er is op zijn minst een begin. Om doeltreffend te zijn moet er regelgeving komen voor banken en andere investeerders waardoor ze de ecologische en sociale kost van investeringen mee in rekening moeten brengen. 
De financiële toezichthouder heeft er bovendien alle belang bij om de vervuilende investeringen gecontroleerd af te bouwen om financiële instabiliteit te voorkomen. 

Om het probleem van het gebrek aan rendement aan te pakken is nog helemaal geen structurele oplossing in zicht. Veel meer dan een CO²-taks zijn rechtstreekse subsidies veel aantrekkelijker voor privé-investeerders. Maar ook dit kan niet zonder sociale gevolgen. Met het beperkte overheidsbudget kunnen we het niet zomaar veroorloven om belastinggeld in te zetten om kapitaalkrachtige investeerders via subsidies aan te trekken. 

Welke rol voor centrale banken?

We moeten verder dan de markt kijken. Centrale banken kunnen veel meer geld richting de transitie doen vloeien zonder rechtstreeks in te grijpen. Het programma waarmee de ECB sinds 2014 2600 miljard euro creëerde om vooral overheids- en bedrijfsobligaties over te kopen van banken en beleggers kan op een meer sociale en ecologische manier ingezet worden. Daarvoor hoeft ze geen extra geld te creëren. Maandelijks komen miljarden vrij door obligaties die vervallen. Die kunnen bijvoorbeeld geïnvesteerd worden in ‘groene’ obligaties van Europese overheden, de Europese Investeringsbank (EIB) of nationale publieke investeringsbanken. Dit vereist dat op zijn minst een deel van de EIB omgevormd wordt tot een klimaatbank.

Wat met Belfius?

Naast de EIB kunnen ook nationale publieke banken een verschil maken. De overheid kan namelijk beslissen om zo’n bank een mandaat te geven om projecten te financieren die sociaal en ecologisch zijn. Projecten die een gematigde opbrengst op de lange termijn opleveren, maar bij de privé sector onvoldoende interesse opwekken. In Duitsland speelt publieke investeringsbank KfW een belangrijke rol in het financieren van de transitie. Het succesvolle woningrenovatieprogramma van de bank wist in tien jaar tijd met 15 miljard euro
overheidsfondsen 260 miljard euro investeringen te maken. In België is Belfius een geschikte kandidaat. Ze is volledig in handen van de overheid en heeft veel ervaringen in het financieren van lokale publieke infrastructuur. Maar dan moet wel de politieke keuze gemaakt worden om de bank een duidelijk mandaat te geven en de beheersstructuur aan te passen zodat er op democratische wijze kan toegezien worden op het naleven van dit mandaat. 

9 conclusies, waarop we alvast verder kunnen bouwen:

  1. Om de nodige middelen los te krijgen is de financiële sector cruciaal. Zij bepaalt met haar investeringen in grote mate hoe de wereld van morgen eruitziet. Heel veel geld gaat vandaag naar bruine investeringen. 
  2. Het huidige debat benadrukt de ‘kost’ van de klimaattransitie. We spreken beter over ‘investeringen’, waarvan een groot deel zich op termijn terugbetaalt.
  3. De nodige investeringen zijn groot, maar niet onhaalbaar of ongezien. Zeker als we incalculeren dat de kost van niks doen op lange termijn onbetaalbaar is.
  4. Er zijn veel mogelijkheden om publieke en private middelen op een sociaal rechtvaardige manier te mobiliseren voor de klimaattransitie. Maar de privésector is niet bereid of bij machte om het schip alleen te keren. Bovenal speelt de honger naar eigen kortetermijnwinst. De meerwaarde van een groene economie laat zich ook meestal pas op lange termijn voelen, en is bovendien gedeeld met anderen. 
  5. We hebben interventies van de overheid nodig: Er is nood aan een regelgevend kader dat de financiële markten verplicht om hun portfolio’s in overeenstemming te brengen met de nodige uitstootreducties. Om genoeg financiering te mobiliseren moeten we bovendien verder kijken dan de markt.
  6. De geldkraan van de centrale banken moet worden omgebogen naar klimaattransitie. 
  7. Een versterkte rol voor publieke klimaatbanken vormt het sluitstuk voor de succesvolle financiering van een ambitieuze klimaattransitie.
  8. Het klimaatvraagstuk is ook een sociaal vraagstuk. Wie zal betalen, wie zal de vruchten plukken? Als we een draagvlak willen creëren moeten we de sterkste schouders de zwaarste lasten doen dragen. De winsten die uit een transitie voortkomen mogen niet louter private spelers ten goede komen, maar de hele maatschappij.
  9. Die publieke interventies moeten sociaal rechtvaardig zijn. In hun ontwerp, missie, beheer en financiering. Dat moet op de juiste manier democratisch gecontroleerd kunnen worden. 

Meer lezen

Lees hier het volledige dossier

Lees je het liever op papier?

Bestel hier je papieren exemplaar

Je wil de details, de voetnoten en de bronnen?

Download hier het volledige onderzoeksrapport